Zat ik vorige week nog in Oekraïne om onze collega’s daar te bemoedigen, deze week ben ik in Armenië om een kijkje te nemen bij ons werk hier. Gelukkig kan ik goed tegen al het reizen en voel ik me niet moe.
Vluchtelingen
In Armenië zijn we begonnen met een noodhulpprogramma. Hiermee ondersteunen we de vluchtelingen van Nagorno-Karabach. Naar schatting hebben meer dan 100.000 mensen, bijna alle inwoners van Nagorno-Karabach, alles achter moeten laten toen ze halsoverkop de enclave verlieten. Zij moeten een nieuw bestaan opbouwen. En dat is niet eenvoudig, zeker niet nu de winter voor de deur staat. Om het programma te coördineren heb ik een afspraak met AMAA, een organisatie waar Mission Possible al jarenlang mee samenwerkt. Op het kantoor loop ik Viktor tegen het lijf.
Viktor

Bert en Viktor tijdens een eerder bezoek aan Nagorno-Karabach, na de oorlog van 2020
Viktor ken ik al jaren. Hij was verantwoordelijk voor het werk van AMAA in Nagorno-Karabach, ofwel Artsakh, zoals hij het land waar hij geboren en getogen is, consequent noemt. Regelmatig ben ik met hem op reis geweest in de regio en samen hebben we de projecten die we als Mission Possible ondersteunden bezocht. Tijdens de vorige oorlog, eind 2020, mocht Viktor, net als alle andere mannen, de enclave niet verlaten. Hij heeft zich toen ingezet voor mensen die in schuilkelders dekking zochten. Toen het weer rustig was, heb ik hem opgezocht en hebben we samengewerkt in diverse noodhulpprogramma’s rondom de gevolgen van die oorlog.
Ik vraag hem hoe het nu met hem gaat en hoe hij de afgelopen maanden heeft beleefd.
“Mijn vrouw, onze twee kinderen en ik zijn op 29 september vertrokken uit Stepanakert (de hoofdstad van Nagorno-Karabach).” vertelt Viktor, terwijl we door de gang van het kantoor lopen. “We hebben er bijna 50 uur over gedaan om van Stepanakert naar Goris te rijden. Daar doe je normaal gesproken nog geen twee uur over. Twee tassen met kleding hebben we kunnen meenemen. De rest hebben we moeten achterlaten”.
Vastberaden
Ik ben verwonderd over zijn rustige uitstraling. Je verwacht dat iemand die alles kwijt is geraakt en niet meer terug kan naar zijn geboortegrond depressief is of in ieder geval terneerslagen. Maar dat is bij Viktor niet (meer) het geval. Hij legt het me uit:
“De eerste drie dagen in Armenië waren slecht. We wisten niet wat we moesten doen. Maar we hebben met z’n allen een beslissing genomen. We gaan niet bij de pakken neer zitten. Het heeft geen enkele zin om te klagen. Daar kom je niet verder mee. Wij zijn dan wel ons thuisland kwijt en onze spullen, maar we hebben elkaar nog. Wij zijn “Artsakhsi’ en we geven niet op. Dit is een kwestie van tijd. Ooit komt er een moment dat we weer terug naar huis kunnen. Als God de deur weer opendoet gaan wij direct terug. Ook als dat tachtig jaar is.”
“Denkt iedereen die uit Artsakh is gevlucht er zo over?” vraag ik Viktor. “Nee” antwoordt hij eerlijk. “Veel mensen zijn getraumatiseerd. En hebben geen hoop. Maar het is onze taak om een positieve houding op onze mensen over te brengen. Wij gaan ons hier in Armenië, met Gods hulp, voor hen inzetten.“

Viktor wijst zijn thuis, Stepanakert, aan op de kaart in het kantoor van AMAA
Mission Possible
Viktor heeft veel waardering voor het noodhulpprogramma dat door Mission Possible is opgezet. We ondersteunen onze collega’s financieel. Dit geld mogen ze inzetten voor wat zij als lokale hulpverleners het hardste nodig vinden. Er zijn opklapbedden, beddengoed, kledingbonnen en voedsel gekocht om uit te delen aan de mensen die gevlucht zijn. “Deze hulp is erg belangrijk voor ons. Niet alleen omdat we de goederen nodig hebben, maar ook omdat jullie hiermee laten zien dat wij niet vergeten zijn. We staan er niet alleen voor. En deze morele steun is misschien nog wel belangrijker. Kun je onze dank aan jullie donateurs overbrengen?”
Ik zeg hem toe dat ik dat zal doen, dus bij deze, namens Viktor, zijn gezin en vele andere vluchtelingen: “Dankjewel voor je steun!”